1. Bonjour
Iedereen weet het: in Frankrijk moet je nooit zuinig zijn met ‘bonjour’. Altijd even zeggen bij binnenkomst in winkels en restaurants. Maar verwarrend genoeg kun je datzelfde bonjour (goedendag) niet gebruiken als je weer weggaat. Dan zeggen Fransen au revoir of bonne journée. Dus als de bakker na het afrekenen opnieuw ‘bonjour’ zegt, dan heeft hij het al tegen de volgende klant achter je, en niet meer tegen jou! (niet vrolijk terugbonjouren dus :- ). Ook grappig: als je iemand op dezelfde dag een tweede keer tegenkomt, dan verandert bonjour in rebonjour (‘opnieuw-goedendag’).
2. Ça va?
Ça va, hoe gaat het? Op straat in Frankrijk is dit puur een begroeting en géén open vraag. Niet uitweiden dus over de zonnebrand op je achterbenen of de pastis van gisteravond die niet lekker gevallen is. Het gepaste antwoord is iets als: “Oui, ça va très bien, et vous?” Een snelle Franse ontmoeting kan dus klinken als een verbale schaakpartij: “Ça va? “Ça va!” “Et vous, ça va? “Ça va!“
3. Merci
“Wilt u koffie?” “Merci!”, zegt je Franse buurman. Maar wat bedoelt hij dan? Voor een Nederlander klinkt dit als ‘graag’, dus JA. Maar merci kan beide kanten op in Frankrijk. Als er geen oui of non bij gezegd wordt, vind je het antwoord in de lichaamstaal. Merci met licht opgeheven hand is ‘Nee, bedankt’. Merci met een hoofdknikje is ‘Ja, graag’!
Lees ook: 15 Franse spreekwoorden die nét anders zijn dan de onze
4. À bientôt
Dit woord klinkt voor ons als ’tot straks’ en wordt door veel Nederlanders op die manier gebruikt. “À bientôt, tot later op het strand!” À bientôt betekent echter ’tot ziens’, op een onbepaald moment dat ook weken later kan zijn. ‘Tot later’ of ’tot straks’ is à plus tard of à tout à l’heure. Hier de juiste uitdrukkingen in oplopende snelheid:
à bientôt: tot ziens (over enkele dagen, weken of maanden – zo snel mogelijk)
à plus tard: tot straks (in principe nog op dezelfde dag) (ook kortweg ‘à plus)
à tout à l’heure: tot zo (over 1 uurtje of 2, nog hetzelfde dagdeel)
à tout de suite: tot zometeen (subiet, binnen 5 minuutjes, ofwel: ik kom eraan)
5. Si, si!
Huh? ‘Ja’ is toch oui in het Frans, waar komt die Spaans klinkende bevestiging ineens vandaan? Si gebruiken de Fransen om ja met klemtoon te zeggen, als het tegenovergestelde wordt beweerd. “Jij houdt toch niet van slakken?” “Si, je les adore!” (Jawel, daar ben ik gek op).
6. Terrible
“C’est pas terrible”, zeggen jonge Fransen vaak. ‘Niet vreselijk’: dat klinkt dus als iets goeds. Maar nee, het wil precies het tegenovergestelde zeggen. In modern Frans betekent het woord terrible namelijk iets ‘heel gaafs’ (Cet acteur est terrible! Die acteur is steengoed!). Dus ‘Ce n’est pas terrible’ wil zeggen dat iets matig goed/leuk/lekker is.
7. C’est bon of c’est bien?
Altijd lastig om ze uit elkaar te houden. In principe betekent c’est bon dat iets lekker is en c’est bien dat iets goed (gedaan) is. Handig ezelsbruggetje: Le jambon est bon (ham is lekker). In een restaurant kom je in principe weg met beide. Als de ober zegt: “Ça vous a plu?” (vond u het lekker?) dan kun je antwoorden: C’était bon (het eten was lekker) en ook c’était bien (dan betekent het: alles was prima, het eten én de service).
Verwarrend genoeg betekent C’est bon in modern Frans ook: het is genoeg geweest. Zoals in: “Oui, oui, c’est bon” wat betekent: het is wel goed, ik heb het begrepen…
LEES OOK:
10x Franse manieren om NEE te zeggen
Het Bonjour-effect: 7 Franse conversatieregels
Tekst: Nicky Bouwmeester
Geen reacties