Wie aan Frankrijk denkt, denkt al snel aan wijn, kaas en baguette. Eten en drinken zijn in dit land hoofdzaak en gaan hand in hand met een ongekende trots op producten van eigen bodem. Hoe trots ik ook als Nederlander op Nederland kan zijn, ik ben niet zo enthousiast over de ‘Nederlandse keuken’. Als ik aan typisch Nederlands eten denk, kom ik namelijk al snel uit bij de frituurpan of zoetigheden als stroopwafels en dropjes. Uiteraard, we hebben onze fameuze boerenkool met worst en hutspot maar ik durf wel te zeggen dat die gerechten in het niet vallen naast de Franse klassiekers.
Boerenkool of coq au vin?
In gesprekken met Fransen gaat het – als ze nieuwsgierig zijn naar mijn kikkerlandje – ook vaak snel over eten en drinken. Hoe ziet de Nederlandse keuken er eigenlijk uit? Wat zijn traditionele Nederlandse gerechten? Ik krijg ze maar niet uitgelegd dat je op de gemiddelde Nederlandse ontbijt- en lunchtafel gegarandeerd boterhammen, kaas en hagelslag vindt. “Belegde boterhammen? Dat is toch geen echte maaltijd?” vinden ze. Een tijdje geleden gaf ik ze daarin groot gelijk, en toch merk ik dat ik daar langzaam op terugkom.
Etenstijd
Onze eetculturen verschillen ook wat betreft de etenstijden. Terwijl de gemiddelde Fransman pas om 20 uur rustig begint aan het diner, zitten Nederlanders rond die tijd al lang en breed met een volle buik op de bank.
Als ik met vrienden afspreek in de stad om iets te gaan drinken rond 19.30 uur, dan kan ik er dus blind op vertrouwen dat er nog niemand gegeten heeft, behalve… juist: ik! Ik ben ook geen fan van de Nederlandse ‘klokslag 18 uur-mentaliteit’, dus het wordt voor mij stiekem steeds een beetje later, maar honger is honger en dat betekent voor mij etenstijd. De ene dag is dat om 19 uur, de andere dag om 21 uur. Onder de streep een prima representatief Frans gemiddelde denk ik.
Casse-croûte
Dat Fransen een aantal vaste eetmomenten op een dag hebben, werd me afgelopen tijd tijdens mijn werk in de wijngaard meer dan duidelijk. Nog leuker: ze hebben voor ieder moment een speciaal woord. Na het ontbijt is het bij ons op het wijndomein om klokslag 10 uur tijd voor de casse-croûte, een soort snackmoment in de ochtend. Regelmatig is er een collega die rondvraagt: nature ou au chocolat? En dan moet je maar weten dat hij op de grote zak verse croissants en pains au chocolat doelt.
Om 12 uur wordt er geluncht. Bij ons op het domein neemt iedereen daarbij zijn of haar eigen eten mee, vaak een warme maaltijd. Met grote nieuwsgierigheid schieten de ogen dan over tafel om in de tupperware-bakjes van andere collega’s te gluren. Al gauw gaat het gesprek tijdens de lunch daardoor over jawel, eten! De lunch wordt standaard afgesloten met een dessert. Voor velen betekent dat een taartje van de lokale patisserie of een zelfgemaakte zoetigheid. Zit ik dan met mijn appel…
Goûter en apéro
Rond een uur of 16 eindigt onze werkdag, maar we weten maar al te goed dat het eigenlijk tijd is voor de goûter: een zoete snack die oorspronkelijk bedoeld is voor kinderen nadat ze uit school komen. Toen ik laatst met een collega afsprak om rond 17 uur na werk thuis op te warmen met een kopje thee, kwam ze met twee versgebakken amandeltaartjes aanzetten. C’est l’heure de goûter! zei ze. Geen kopje thee zonder zoetigheid dus, dacht ik terwijl ik de ovenschotel die ik voor het diner had bereid stiekem weer uit de oven haalde. Dan maar een uurtje later eten.
Dan is er nog de beroemde apéro: een borrelmoment voor het eten, vaak rond een uur of 18, 19. Of het nu maandag is of zaterdagmiddag, een apéro kan altijd. Een goed glas wijn of bier vergezeld door een plankje charcuterie, een schaaltje nootjes en wat brood (want le pain, c’est la vie voor de Fransen). L’apéro is een sociale activiteit, een moment dat je deelt met vrienden en familie voordat je aan tafel gaat.
Entrée, plat, fromage, dessert
Ook in de kantine van het instituut in Beaune waar ik mijn wijnopleiding volg, is de diepgewortelde Franse eetcultuur erg zichtbaar. Elke dag wordt er een lunch aangeboden bestaande uit vier (!) gangen: entrée, plat chaud, fromage en uiteraard een dessert. Het geheel vergezeld met brood en saus, veel saus. Stiekem moet ik er in mezelf soms wel om lachen, de rij die zich dagelijks vormt voor het kaas- en dessertuitgiftepunt en de discussies over kaas en chocoladetaartjes die ik dagelijks opvang. Iedereen weet precies welke kaas uit welke regio komt, waar ze de beste mousse au chocolat uit hun leven hebben gegeten, wat het geheim is voor de beste slagroom en noem het maar op.
Kaaskop
Meer en meer besef ik dat ik op dit gebied diep van binnen toch een echte Hollander ben. Hoe gek ik ook ben op de Franse keuken en alle specialiteiten die dit land rijk is, ik krijg mezelf er niet toe om dagelijks een viergangenlunch voor te zetten. Het eten van rijke maaltijden als oeufs en meurette, boeuf bourguignon en de klassieke coq au vin blijft voor mij iets speciaals, en niet iets wat ik dagelijks op het menu zet. Op sommige momenten verlang ik zo naar die ene boterham met kaas, zoals wij Hollanders ze het liefste hebben. Gewoon, simpel en efficiënt.
En daarmee moet ik toch terugkomen op het bekritiseren van onze eigen keuken. Want ik besef dat ‘de keuken’ van een land niet alleen bestaat uit de gerechten zelf, maar ook uit de gewoonten die daarmee hand in hand gaan. En de gewoonte van de functionele, licht verteerbare Nederlandse boterham, hoe simpel die ook mag lijken, is zo gek nog niet.
Tekst en beeld: Jette van Bergen
LEES OOK: Jette, wijnboerin in opleiding in de Bourgogne
Geen reacties